De schommel beweegt. Niemand, niets te zien. Windstil. Toch beweegt hij aan de onderste tak van de oude eik heen en weer. Emily wrijft door haar ogen en kijkt nog eens. Zwiep, zwiep klinkt het
zacht. Ze ziet het echt. Ze hoort ook de ijzeren scharnieren licht piepen, de dikke tak vervaarlijk kraken. Geen twijfel mogelijk. Hij schommelt. Gebiologeerd blijft ze voor het keukenraam staan.
Ferd heeft de schommel zelf opgehangen toen de kinderen klein waren. Alweer 20 jaar geleden. Met een glimlach denkt Emily terug aan die middag toen hij – na veel aansporingen van haar kant – op
de ladder klom en wankelend en vloekend de nieuwe schommel aan de tak bevestigde.
‘Die komt er nooit meer vanaf’, verzuchtte hij. Een brede lach, zijn ogen glommen. En wat was ze trots op hem. Die keer wel. En gelijk had hij, de schommel was nooit naar beneden gekomen.
Emily schrikt op uit haar gedachten en kijkt weer naar de eik. De schommel hangt nu bijna stil. Ze knijpt haar ogen samen, in haar ooghoeken verschijnen rimpeltjes. Ligt daar iets? Ze huivert,
dan wint de nieuwsgierigheid. Behoedzaam overbrugt ze de 80 meter van de achterdeur naar de eik. Steeds om zich heen kijkend of er niet iemand in de tuin is. Dan is ze bij de schommel en
verstijft.
Hij was niet handig. Ferd moest het meer van zijn hoofd hebben. Wat hebben ze een lol gehad om zijn geklungel als hij weer eens iets probeerde te maken. Eerst Emily in haar eentje, daarna met
zijn drieën. De tweeling, Anne en Sophie, vonden het al even vermakelijk. Alleen Ferd niet. Hij wilde zo graag de perfecte man en vader zijn. En wat is een man die niet kan klussen? Hij worstelde
met zichzelf. En Emily ging zich aan hem ergeren. Naar mate de tijd verstreek, werden haar vriendelijke woorden steeds zeldzamer. En met elke sneer verdween de oude Ferd meer en meer en werd hij
steeds somberder. Emily zag het niet of wilde het niet zien.
Onder de schommel ligt een kleine witte envelop. Zo een die wordt gebruikt om bij een bos bloemen een geschreven boodschap te voegen. Een kaartje erin met daarop een ‘dank je wel’ of ‘liefs’. Ze
heeft het vanuit de keuken dus toch goed gezien. Op de envelop staat iets geschreven in een voor haar overbekend handschrift, maar de inkt is uitgelopen door het natte gras onder de boom. Zonder
oprapen kan ze het zeker niet ontcijferen. Zal ze de envelop oprapen, openen en daarmee misschien geconfronteerd worden met een boodschap uit het verleden? Of zal ze struisvogelen? Weer twijfelt
ze.
Op een koude heldere dag tien jaar geleden was Emily thuisgekomen na een dag vergaderen, beleidsnotities schrijven en mails beantwoorden. Een dag als alle andere. Ferd had beloofd de kinderen op
te halen bij de buitenschoolse opvang. Ze waren er bijna te oud voor, maar ze hadden het best naar hun zin daar en ze waren tenminste niet alleen thuis. Zo bleef het huis opgeruimd. Ze was laat,
ze zouden al wel thuis zijn. Maar toen ze de voordeur opendeed, was het vreemd stil. Tijd om zich daarover te verbazen had ze niet, want op hetzelfde moment zoemde haar mobiele telefoon in haar
jaszak. Ze zag dat ze al drie oproepen had gemist van de BSO.
‘Emily.’
‘Goedemiddag, met Francien van de BSO, ik heb u al eerder proberen te bellen. En ik kan uw man niet bereiken. De kinderen zijn nog bij ons en we gaan sluiten. Komt u ze halen?’
‘Ik begrijp het niet. Ferd zou ze….Ik kom…’ stamelde Emily. Ze greep haar autosleutels en rende naar buiten. Ze voelde dat er iets niet klopte. Onderweg naar de BSO probeerde ze Ferd te bellen.
Hij nam niet op en ze hoorde de quasi opgewekte stem van zijn voicemail. ‘Met Ferd, ik ben er even niet’, herhaalde ze geïrriteerd.
De envelop rust in haar handen. Het zal toch niet waar zijn, schiet het door haar hoofd. Al die jaren van vertwijfeling, hoop en rouw. Al die moeizame juridische procedures. Is ze het slachtoffer
van een misselijke grap of is ze juist heel dicht bij de oplossing van het raadsel dat haar eigenlijk nooit met rust heeft gelaten? En wat als? Ze gaat op de schommel zitten. Een plotselinge
windvlaag blaast haar lange haren in haar gezicht. Ruw duwt Emily ze achter haar oren. Hoe moet ze dan verder?
Emily bouwde moeizaam, maar ook een beetje opgelucht, een leven op zonder Ferd. Jaar na jaar verstreek zonder een spoor of teken van hem. Hij had geen briefje achtergelaten. Opgelost in het
niets. Ze ontmoette Jim en werd tot over haar oren verliefd op hem. Ze was er zelf nog het meest verbaasd over geweest. Maar hoe graag ze ook wilden, trouwen konden ze niet. Ze was immers nog
steeds getrouwd. Na vijf jaar kon ze eindelijk de ambtelijke molens aan het malen zetten. Ze had al die tijd niets van Ferd vernomen. Hij leek definitief van de aardbodem verdwenen. Uiteindelijk
was hij door de rechter officieel doodverklaard. Nog een heel gedoe met een officiële oproeping in de krant, waarop Ferd uiteraard niet had gereageerd. Zo kende ze hem weer. Weg is weg. Geen half
werk, toch?
Ze schommelt heen en weer met de envelop nog steeds in haar handen. Haar gedachten dwalen af naar de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Heeft ze signalen gemist? Ze is niet gebeld, tenminste
niet door onbekenden. Er is niemand aan de deur geweest. Het tolt in haar hoofd. Wie heeft de schommel in beweging gebracht? Wie heeft de envelop daar neergelegd. Wie probeert haar iets te
zeggen? Onbewust brengt ze de envelop naar haar neus. Ze ruikt vaag iets bekends. Een laatste vleug Irresistible. Wiens parfum is dat ook al weer?
De bruiloft van Emily en Jim was een groot feest geweest. Een afsluiting van te veel te onzekere jaren. De kroon op hun geduld. De woelige zee was kalm water geworden. Anne en Sophie waren
bruidsmeisjes en ze straalden in hun mooie cocktailjurkjes. Ook zij hadden hun draai weer gevonden. Emily lachte het leven weer toe. Ferd werd een foto op de kast. En zo vergleed de tijd. De
eerste grijze haren verschenen. De meisjes vlogen uit. De foto verdween in een lade.
Met een diepe zucht ritst ze met haar duim de envelop open. Hij scheurt een beetje in de hoek.
‘Je moet ook een briefopener gebruiken’, schiet het door haar hoofd: ‘Denk toch aan de postzegel.’ Daar hoort ze Ferd weer. Als duiveltje is hij altijd op haar schouder blijven zitten. Ook nu
nog. Ze probeert te ontcijferen wat op de envelop staat, maar komt niet verder dan ‘voor Emily, de l ……’. Geen afzender. Ze wordt er niet veel wijzer van. Ze haalt gespannen het kaartje uit de
envelop. Op de voorkant een grote bos bloemen. Al lezend breekt voorzichtig de opluchting door. Het blijkt een kaartje van Sophie. Die heeft, zonder dat zelf te weten, nagenoeg hetzelfde
handschrift als haar vader. Dus toch geen spook van toen. Emily hoort nu ook een bekende schaterlach.
‘Goeie grap, hè mam!’ klinkt het vanachter de muur: ‘Een verrassing voor moederdag’. Sophie komt tevoorschijn en vindt haar moeder op de schommel, twijfelend tussen huilen en lachen. Het wordt
iets er tussenin. Een diepe zucht en een welgemeend: ‘Wil je me alsjeblieft nooit, maar dan ook nooit meer zo laten schrikken?’
Reactie schrijven
Heleen (zondag, 25 augustus 2019 09:32)
Marijke,
Ik begin nieuwsgierig je verhaal te lezen en lees het in één keer uit. Het boeit van begin tot eind.
Bedankt! We kijken uit naar het volgende verhaal,
Groet van Ad en Heleen