Wandelen door de natuur
De wind waait de zon schijnt. De zon werpt schaduwpatronen op de weg. Zowel de wind als de zon voel je op je huid. Het ruikt naar gras en mest. Wandelen in de natuur. Vogels zingen hun lied. Er
zijn weinig medewandelaars. Het is rustig en rustgevend. Een kapelletje in de verte getuigt van de katholieke historie. Maria waakt over ons. Een paar rijpe bramen proeven. Ze smaken zoals bramen
smaken. De hand van mijn lief op mijn arm. Twee lippen op de mijne. We lopen samen verder.
Reactie schrijven